Hoger overlijdensrisico met antidepressiva

zondag 24-september-2017

Het antidepressivagebruik stijgt al jaren met 3 procent per jaar. Een verontrustende trend, zeker in het licht van nieuw grootschalig onderzoek van de McMaster universiteit (CAN). Hieruit blijkt dat het gebruik van SSRI’s het overlijdensrisico met 33 procent verhoogt.

 

Wat is er mis met antidepressiva? Naast een lange lijst van bijwerkingen – onder andere prikkelbaarheid, agressie, slapeloosheid en seksuele stoornissen – komen er ook steeds meer nadelige langetermijneffecten uit onderzoek naar voren.

 

Keten van negatieve publicaties

Het nieuwe onderzoek naar overlijdensrisico en antidepressivagebruik – dat wereldwijd de krantenkoppen heeft gehaald – sluit aan op een hele reeks publicaties de afgelopen jaren die serieuze vraagtekens plaatst bij het gebruik van antidepressiva [1].

 

Eerder dit jaar bijvoorbeeld, liet een studie in de British Medical Journal zien dat kinderen van moeders die antidepressiva gebruikten tijdens de zwangerschap een significant hoger risico lopen op autisme [2]. Het meest recente onderzoek is dat naar overlijdensrisico en SSRI’s van de McMaster Universiteit in Canada.

 

Verhoogd overlijdensrisico

De onderzoekers maakten een review van onderzoeken met een totale populatie van enkele honderdduizenden personen. Ze kwamen daarbij tot de conclusie dat wie antidepressiva gebruikte, een 33 procent groter overlijdensrisico had. Maar ook nam de kans op een hartaanval en beroerte toe met 14 procent. Niet verwonderlijk dat de onderzoekers hierover hun bezorgdheid uitten:

 

"De resultaten verontrusten ons enorm. Ze suggereren dat we geen antidepressiva moeten gebruiken zo lang we niet precies weten hoe het lichaam daarop precies reageert.”

 

SSRI’s bij zware depressie

In het licht van alle negatieve onderzoeksresultaten omtrent antidepressiva, zou je je kunnen afvragen waarom ze überhaupt nog worden voorgeschreven. De rationale die veel voorschrijvers hanteren, is dat patiënten met zware depressies een verhoogd risico lopen op zelfdoding en dat het gebruik van SSRI’s daar tegenop weegt. De onderzoekers van de McMaster Universiteit vinden dit echter een gevaarlijke aanname:

 

“Ik denk dat mensen veel minder snel antidepressiva zouden accepteren als ze wisten hoe weinig we eigenlijk weten over hun impact buiten de hersenen. Wát we daarvan weten, wijst op een verhoogd overlijdensrisico.”

 

De SSRI’s worden overigens steeds vaker ingezet voor aandoeningen die niet met depressie te maken hebben, blijkt uit onderzoek naar verstrekking in Canada [3]. Het gaat dan vooral om angststoornissen (18,5 procent), slapeloosheid (10 procent), pijn (6 procent) en paniekstoornis (4 procent). Het effect van SSRI’s op de lange termijn bij deze aandoeningen is binnen bovenstaande onderzoeken niet verder onderzocht.

 

Werken ze averechts?

Bij de onderzoekers van de McMaster Universiteit leeft het idee dat SSRI’s niet alleen het probleem niet oplossen, maar dat ze zelfs averechts werken [4]. Volgens hen is er namelijk weinig mis met de serotoninehuishouding van een depressieve patiënt, maar is het werkelijke probleem de serotoninehypothese. Hoe verklaren ze dat precies?

 

SSRI’s zorgen ervoor dat het gehalte van de neurotransmitter serotonine in bepaalde hersengebieden hoog blijft door de heropname ervan te remmen. Op basis van het best verkrijgbare bewijs stellen de onderzoekers dat er tijdens een depressieve periode juist meer serotonine wordt geproduceerd en verbruikt, niet minder. Er zou dus zeker geen serotonine aan hoeven worden toegevoegd: dit zou zelfs de diepte of duur van een depressie zelfs kunnen verergeren.

 

Analytische ruminatiehypothese

Serotonine helpt volgens de onderzoekers het brein om bewuster te kunnen nadenken over problemen. Dit wordt binnen de evolutionaire psychologie de analytische ruminatiehypothese genoemd [5]. Deze hypothese stelt dat depressie een geëvolueerde reactie is op complexe (sociaal-emotionele) problemen. De functie van depressie zou zijn om afleiding tot het minimum te beperken en de tijdsduur die men kan besteden aan analyse van het probleem te optimaliseren.

 

Klopt de serotoninehypothese wel?

De onderzoekers zetten hun vraagtekens bij de serotoninehypothese en het voorschrijven van SSRI’s dat daaruit voortvloeit:

 

“De analytische ruminatiehypothese wordt ondersteund door onderzoek op het gebied van genen, neurotransmitters en receptoren, neurofysiologie, neuroanatomie,  neuro-energetica, farmacologie, cognitie, gedrag en de (in)effectiviteit van behandelingen. De resultaten zetten vraagtekens bij de aanname dat er bij depressie weinig serotonine wordt getransporteerd.”

 

De onderzoekers pleiten ervoor dat depressie een natuurlijke en - uiteindelijk - gunstige reactie is op stress. Dit neemt natuurlijk niet weg dat depressie een uiterst pijnlijke aandoening kan zijn die binnen onze huidige omgeving wel enige begeleiding behoeft. Volgens de onderzoekers is het vooral een kwestie van accepteren, rumineren en stress reduceren (bijvoorbeeld door te bewegen, met anderen te praten of rustgevende kruiden te gebruiken). Conclusie uit dit onderzoek: depressie is een natuurlijk proces dat in essentie alleen ondersteund kan worden met natuurlijke hulpmiddelen.   

 

Bronnen

[1] Maslej MM, Bolker BM, Russell MJ, Eaton K, Durisko Z, Hollon SD, Swanson GM, Thomson JA Jr, Mulsant BH, Andrews PW., The Mortality and Myocardial Effects of Antidepressants Are Moderated by Preexisting Cardiovascular Disease: A Meta-Analysis, Psychother. Psychosom. 2017 Sep 14;86(5):268-282.

[2] Rai D., Lee B.K., Dalman C., Lewis G., Antidepressants during pregnancy and autism in offspring: population based cohort study, BMJ 2017; 358.

[3] Jenna Wong, MSc; Aude Motulsky, PhD; Tewodros Eguale, MD, PhD; David L. Buckeridge, MD, PhD; Michal Abrahamowicz, PhD; Robyn Tamblyn, PhD, Treatment Indications for Antidepressants Prescribed in Primary Care in Quebec, Canada, 2006-2015, JAMA (2016-05).

[4] Andrews PW, Bharwani A, Lee KR, Fox M, Thomson JA Jr., Is serotonin an upper or a downer? The evolution of the serotonergic system and its role in depression and the antidepressant response, Neurosci Biobehav Rev. 2015 Apr;51:164-88.

[5] Andrews, P. W., & Thomson, J. A., Jr., The bright side of being blue: Depression as an adaptation for analyzing complex problems. Psychological Review (2009), 116(3), 620-654.